Skip to content

Geen boer, geen brood

De rol van de agrariërs als belangrijke keten in de voedselvoorziening is de afgelopen decennia uit beeld geraakt. Steeds minder mensen realiseren zich dat een groot deel van het voedsel van ‘het land’ komt en niet uit de winkel of fabriek. Het besef ‘geen boer, geen brood’ is langzaam, maar heel zeker verdwenen. “Waar melk en brood vandaan komen en hoe kaas gemaakt wordt? Veel mensen denken er niet over na. Het interesseert ze niet, ze kopen gewoon wat ze nodig hebben,” zegt Jan Kuiper uit Giessenburg. “Dat geldt ook voor het scheppingsverhaal. De meeste mensen maken zich niet druk om de vraag waar ze vandaan komen of waar ze heen gaan. Ze zijn er, dat is het enige wat telt. Bij hun mobieltje ligt dat anders, daar wil iedereen alles van weten.”
Hij zegt het lachend, maar stelt anderzijds met pijn in het hart vast: “Veel mensen zijn vervreemd van het boerenleven.”

Rentmeester
Jan Kuiper en zijn vrouw Thera (beiden 55) runnen hun kaas- en zuivelbedrijf met hart en ziel. “Mijn familie woont al sinds 1638 in deze streek,” vertelt Jan. “Mijn vader ‘boerde’ eerst in Giessen-Oudekerk. In 1975 bouwde hij deze boerderij. Ik ben hier opgegroeid, mijn vader en moeder wonen naast ons en helpen nog altijd mee.
De boerderij is voor ons geen werk of een gewone baan waar je afstand van kunt nemen. Het is een passie, een manier van leven.
Wij zijn de zesde generatie van onze familie die boert, onze jongste zoon Peter (21) wordt straks de zevende. Hij had daar van jongs af aan interesse in. We vinden het fijn dat hij ons op wil volgen, want dat is tegenwoordig niet gebruikelijk meer.
Mijn vrouw en ik vinden het een voorrecht om in dit prachtige gebied te wonen en te werken. Het is onze plicht dit in stand te houden. We voelen ons wat dat betreft ‘rentmeester’.”

Rondleiding
Jan houdt zich vooral bezig met het melken en verzorgen van zijn 270 koeien en pakweg tweehonderd jonge dieren. Thera runt het kaas- en zuivelgedeelte. Het echtpaar heeft zich de afgelopen jaren steeds meer toegelegd op nevenactiviteiten. Zo brengen jaarlijks circa twintigduizend toeristen en dagjesmensen een bezoek aan de boerderij. “En dat aantal neemt alleen nog maar toe. Het zijn vooral toeristen uit de Verenigde Staten die de molens van Kinderdijk tijdens hun riviercruise en dan met een bus ook het gebied nog even ingaan. Ze krijgen een rondleiding langs het vee, bezoeken de kaasmakerij en na een uurtje vertrekken ze weer, want de boot vaart verder.”
Jan vertelt in Jip en Janneke taal over het reilen en zeilen van zijn veestapel, terwijl Thera uitleg geeft over de kaasmakerij. “De bezoekers vinden het bezoek aan de kaasmakerij en onze zuivelwinkel prachtig en zijn heel geïnteresseerd in het verhaal dat we vertellen over het boerenleven. De reacties zijn zonder uitzondering positief.
Ze vinden het prachtig om over onze levensstijl te horen en ook het verhaal dat we hier al generaties ‘boeren’ en ons verbonden voelen met de streek spreekt aan.
Misschien moeten ze later wel lachen om onze verhalen, maar als ze hier zijn, tonen ze in ieder geval volop belangstelling. Ook als ik ze vertel dat de koeien de melk geven waar de kaas van wordt gemaakt. En dat het ook de koeien zijn die de melk produceren die uiteindelijk in de winkel of supermarkt te koop is.”

Besef
Jan en Thera stellen vast dat de gemiddelde Amerikaan nog wat dichter bij de agrarische sector staat dan Nederlanders. “Dat geldt natuurlijk niet voor de mensen uit de grote steden, maar het besef hoe het er op het platteland aan toe gaat, is bij Amerikanen nog redelijk groot. Vooral oudere mensen kennen nog de verhalen van hun vader of opa die ooit op het platteland woonde.”
Heel anders is dat bij jongeren uit de Randstad die in het kader van educatieve projecten een bezoek brengen aan het bedrijf. “Die weten echt van toeten noch blazen. Ze zijn ver verwijderd van het leven op de boerderij en staan met open mond te kijken als je vertelt dat melk niet uit de fabriek komt.
Ouderen weten doorgaans nog wel hoe het in elkaar zit, maar ook zij vervreemden langzaam maar zeker van het leven op het platteland. Vroeger waren de mensen daar veel meer bekend mee. Veel mensen hadden een groentetuintje of verbouwden zelf aardappels. En iedereen kende wel iemand die koeien had. Kinderen logeerden regelmatig op het platteland en ravotten op de hooizolder. Tegenwoordig is dat veel minder het geval.”

Werkelijkheid
Dat heeft volgens Jan ook te maken met het feit dat de maatschappij de afgelopen decennia is veranderd.
“De scheiding tussen werken en leven is groter geworden. Niet alleen als het gaat om de boerderij, het geldt voor de hele maatschappij.
Vroeger had ieder dorp een smederij. Ook in Giessen-Oudekerk waar ik opgroeide. Daar ontmoetten vroeger de mannen van het dorp elkaar. Smederijen bestaan niet meer. Je ziet ze nu alleen nog in musea. In historisch museum De Koperen Knop in Hardinxveld-Giessendam – hier vlakbij – is er pas weer één opgebouwd. Maar je ziet ze niet meer in werkelijkheid.
Vroeger groeiden kinderen op met de ambachten, tegenwoordig zijn die niet meer in beeld. Weggestopt in fabrieken of op bedrijventerreinen. Ook vanwege de veiligheid.”
Zelfs kinderen die op het platteland opgroeien, hebben minder kaas van het boerenleven gegeten dan hun vaders en moeders en opa’s en oma’s in hun jeugd. “Er is wat dat betreft echt iets veranderd,” vindt Kuiper. “Kinderen uit het dorp waren destijds niet weg te slaan van de boerderij. Ze speelden er regelmatig, later gingen ze er werken en verdienden zo ‘s zaterdags een extra zakcentje. Tegenwoordig is dat veel minder het geval. Ze hebben andere hobby’s, een andere belangstelling, krijgen meer zakgeld of verdienen elders wat bij.”

In de steek gelaten
De afstand tussen agrariërs en de rest van de maatschappij heeft volgens Jan en Thera Kuiper vervelende neveneffecten. “Dat mensen minder kennis hebben van het boerenleven is niet erg. Jammer is dat ze in het verlengde daarvan dieren gaan vermenselijken en denken dat dieren emoties hebben.”
Dat leidt bijvoorbeeld tot kritiek op agrariërs die hun koeien in de stal houden en niet naar buiten laten gaan. Of mensen denken dat boeren hun koeien na een geboorte niet goed behandelen. “Terwijl een boer alleen dingen doet die goed zijn voor z’n koeien. Hij is altijd bezig het z’n dieren naar de zin te maken. Omdat we hart hebben voor onze dieren. Bovendien: wat je ze geeft, dat krijg je terug. Goede verzorging en goed voer zorgen voor goede melk én dus voor een uitstekende basis voor onze kaas.”
Jan en Thera Kuiper zijn kritisch over de rol die pers en politiek spelen in de beeldvorming over agrariërs. “De pers is niet echt op onze hand. Er is doorgaans weinig begrip voor onze situatie. En ook van de ‘politiek’ hebben we weinig te verwachten. Rond de verkiezingen hebben ze oog voor ons, daarna zijn ze de boeren snel vergeten. Veel agrariërs voelen zich daarom in de steek gelaten.”

Voorlichting
Wat moet er gebeuren om duidelijk te maken waar het voedsel écht vandaan komt? Jan Kuiper: “Goede voorlichting is belangrijk. Tijdens de excursies vertellen we bezoekers ons verhaal. Op een luchtige manier.
We klagen er niet over dat we vroeg uit bed moeten en lange dagen maken, want daar hebben we zelf voor gekozen. We klagen evenmin over alle regeltjes. We vertellen het verhaal van ons leven, van onze koeien en onze kaasboerderij. En dat verhaal wordt gewaardeerd. Onze boodschap landt, dat merk je telkens weer. Daarmee veranderen we de wereld niet, maar het helpt wel om – op beperkte schaal – onze bezoekers andere inzichten te geven.”

Bron: Gezinsgids

Back To Top
Lid worden