In de loop van de lente, zie je na de bloei van de sleedoorn, die meestal in maart en begin april in de struwelen bloeit weer een struik bloeien met overdadige, witte bloesem. Het is de meidoorn die net als de sleedoorn tot de rozenfamilie behoort. De bladeren zijn diep ingesneden en de takken zijn voorzien van venijnige doorns.
In vroeger dagen was de meidoorn een van de struiken die gebruikt werden om weiden en graslanden te omheinen. In dergelijke landschapselementen kun je soms gesnoeide meidoorns vinden met erg dikke stammen die wel honderden jaren oud kunnen worden.
Op zonovergoten lentedagen kunnen we genieten van hun bloemenpracht. De sterk geurende bloesem is een trekpleister voor diverse soorten bijen, vlinders, hommels en zweefvliegen. Een bloeiende meidoorn valt goed in het oog en je loopt ze ook niet zo maar voorbij, want sommige kunnen wel tien meter hoog worden.
In polder Stededijk, bij velen ook wel bekend als het ‘Landje van Troost’, bloeien er tientallen. Deze locatie heeft een opvallend heuvelig karakter. In de jaren zestig is hier flink wat chemische zooi gedumpt. De vuilstort werd afgedekt met grond hetgeen de enorme hobbel in het vlakke polderlandschap verklaart.
Mozaïek
Door de hoogteverschillen is er een mozaïekachtig landschap ontstaan, dat momenteel gedomineerd wordt door uitbundig bloeiende meidoorns. Terwijl ik mij sta te vergapen aan al die geurige bloemenweelde, trekt een overvliegende vogel mijn aandacht. Het dier heeft namelijk een opvallend golvende vlucht, zoiets als een grote bonte specht. Door de verrekijker is het raadsel echter snel opgelost; een wielewaal nota bene. Wat een buitenkansje!
De wielewaal verblijft bij voorkeur in niet te grote open loofboscomplexen met zowel hoge als lage bomen. We kunnen deze bijzonder fraai gekleurde zangvogel dan ook verwachten in houtwallen, parkachtige bossen en aanplantingen van populieren. Bossen op droge gronden worden door hem gemeden, net als bossen die overwegend uit naaldhout bestaan. De wielewaal is in Nederland een pure zomervogel. Zij overwinteren in hooglanden en bossen in Afrika, vooral ten zuiden van de evenaar. Wielewalen arriveren bij ons vanaf eind april en vooral in mei, om ons vervolgens in juli of augustus weer te verlaten.
Wielewalen hebben een grote voorliefde voor kersen, waarbij de heerlijk zoete vruchten van de moerbei ook niet worden versmaad
In Nederland is doortrek niet erg aannemelijk, want ons land ligt immers aan de uiterste noordwestgrens van het broedgebied en de trek verloopt in zuidoostelijke richting. Doordat het opvallend gekleurde mannetje het bezit van zijn territorium zeer nadrukkelijk kenbaar maakt met de welluidende zang, is zijn aanwezigheid vrij gemakkelijk vast te stellen. Ondanks de opvallende kleuren, zo heeft het mannetje een heldergeel lijf en zwarte vleugels, valt het niet mee om deze markante zangvogel in het veld daadwerkelijk te zien. Voor de meeste natuurliefhebbers en vogelaars een bittere pil.
Onzichtbaar
Wielewalen houden zich gewoonlijk op in de boomkronen, waar ze verrassend onzichtbaar blijven in het weelderig groene bladerdek. In de boomkruinen scharrelen zij hun kostje bij elkaar, in dit geval rupsen, vlinders, wantsen, spinnen en bessen. Wielewalen hebben een grote voorliefde voor kersen, waarbij de heerlijk zoete vruchten van de moerbei (boomsoort) ook niet worden versmaad. Het wijfje mist weliswaar de felle kleuren van haar partner, maar is desondanks goed te herkennen aan de groengele bovendelen, grijszwarte vleugels en de rode snavel.
Hulp voor moeder wielewaal op het nest
Het nest wordt hoog in de boom gemaakt en bestaat uit in elkaar gevlochten takjes, waarbij ook wilde grassen worden verwerkt. Het wijfje broedt de eieren in ongeveer twee weken uit. Soms helpen ongepaarde, eenjarige vogels bij het voeren van de jongen. Een in de Europese vogelwereld bij zangvogels volstrekt unieke eigenschap!
Dit sociale gedrag met helpers is kenmerkend voor tropische vogelsoorten die snel moeten inspelen op sterk wisselend voedselaanbod, meestal afhankelijk van regentijden. Dit roept enige gelijkenis op met het korte verblijf van de wielewaal in Europa, waarin maar één broedsel mogelijk is en problemen zoals kou en aanhoudende regenval ook zorgen voor een wisselend voedselaanbod.
Bron: AD Rivierenland