29 november 2024 Cider bestond al in de tijden van de Grieken en Romeinen, maar…
Nico is wilgentenenkweker, net als zijn vader en opa voor hem
AMBACHTELIJK | Traditionele beroepen, van molenaar tot beroepsvisser en van glasblazer tot mandenvlechter. In de regio zijn ze er nog volop, maar is er anno 2019 nog wel een boterham mee te verdienen? Wie zijn de beoefenaars? En hoe zit het met de toekomst ervan? Het AD gaat deze zomer op onderzoek uit.
,,Het is nu geen oogsttijd, dus jullie kunnen geen actiefoto’s maken, maar in de werkplaats is genoeg te zien en te vertellen”, belooft Nico Burggraaf (66) aan de telefoon. Dus gaan we op het afgesproken tijdstip naar de Schaikseweg in Leerdam. Daar, op steenworp afstand van het dorp Schoonrewoerd, ligt zijn werkplaats verscholen achter een paar gerenoveerde boerenwoningen aan de rand van uitgestrekte weilanden. Binnen liggen roodbruine, grijze en witte bossen met dunne wilgentwijgen hoog opgestapeld en staan een paar eenvoudige machines opgesteld. In die entourage vertelt de wilgentenenkweker over de historie van zijn familiebedrijf, over hoogte- en dieptepunten in de handel en over het bewerkelijke procedé van oogst tot kant-en-klaar product.
,,Op deze plek werkt onze familie al meer dan een eeuw”, opent hij zijn verhaal. ,,Het moet rond 1900 zijn geweest toen opa begon met de handel in rijshout.” Hij laat een vergeelde foto zien waarop een grote groep griendwerkers bezig is met het schillen en opknopen van takken. ,,Mijn grootouders hadden op piekmomenten wel dertig man personeel in dienst. Er was in die tijd een goede boterham mee te verdienen. Naast de handel in griendhout en wilgentenen hadden ze een hoepelmakerij. Om hoepels te maken, werden meerjarige wilgentakken gespleten en rondgebogen. Men gebruikte ze destijds om duigen van houten tonnen bij elkaar te houden.”
Toen opa Burggraaf verongelukte, zetten familieleden het bedrijfje voort. Nico’s vader stapte in toen hij 14 was en werkte mee tot zijn overlijden in 1987. Daarna nam Nico, die al van jongs af aan had meegedraaid, het stokje over. ,,Er was zeker in de jaren vijftig en begin jaren zestig nog veel vraag naar de producten”, weet de derde generatie tenenkwekers. ,,Na de watersnoodramp van 1953 piekte de handel, omdat veel hout nodig was voor waterwerken en zinkstukken, maar dat ging weer snel bergafwaarts. Eenjarige wilgentenen werden lange tijd gebruikt voor het vlechten van omhulsels van mandenflessen waarin men vloeistoffen vervoerde, maar die flessen zijn in de jaren zestig gaandeweg vervangen door kunststof verpakkingen. Bovendien kwam de import uit het buitenland in die periode op gang, vooral in de Oostbloklanden.”
Voor Burggraaf kent het vak geen geheimen meer. ,,Ik ben geboren in het huis van mijn grootouders, hiernaast, en heb meegewerkt zo lang ik me kan herinneren. Nadat oma was overleden betrokken mijn ouders het pand. Nu woont mijn zoon daar. Ik woon een paar huizen verderop.”
Pensioen
Naast de v.o.f. Burggraaf Hout- en Teenhandel, die hij samen met echtgenote Gerda runt, had hij lange tijd een andere baan. ,,Tot ik kortgeleden met pensioen ging, werkte ik bijna 50 jaar als schademonteur bij Kleyn Trucks in Vuren. Maar ieder vrij uurtje, alle snipperdagen en zelfs het grootste deel van mijn vakanties bracht ik door in ons bedrijf.”
In de winter oogst Burggraaf zijn akker, die ongeveer 6 hectare beslaat en een paar kilometer verderop ligt. ,,Met de machine wordt alles tot de grond afgemaaid en in bossen gebonden. Het oogsten doe ik alleen. Maar wat je in één middag in je eentje maait, krijg ik samen met Gerda in een week niet schoon.” Verreweg het meeste werk is het handmatig verwijderen van alle ‘bijvangst’, zoals onkruid en niet bruikbare takken. ,,Als de boel uiteindelijk schoon is, worden de twijgen minimaal 24 uur gekookt. Dat gebeurt in een ketel. Dat koken is nodig om ze te kunnen schillen, wat machinaal gebeurt. Daarbij verliezen de twijgen ongeveer twee derde van hun gewicht. Tot slot moet alles natuurlijk netjes gebonden worden.”
Burggraaf verbouwt Belgisch Rood en Frans Geel. ,,De beste kwaliteit die je kunt hebben”, vindt hij. Opmerkelijk zijn de uiteenlopende kleuren van de opgeslagen bossen. ,,Die worden bepaald door tal van factoren”, legt hij uit. ,,Droging en licht spelen een belangrijke rol.” Net als bij de wijnoogst kent de tenenteelt goede en minder goede jaren. ,,Vorig seizoen, met die droogte, hebben we 70 procent minder geoogst en waren de takken kort en dik. Nu zijn ze, dankzij de regen, al twee keer zo lang als vorig jaar om deze tijd.”
Zijn klanten komen uit heel Nederland en soms uit België of Duitsland. Het zijn in het algemeen kleine afnemers. ,,Gepensioneerden die het voor hun hobby doen, mensen die oude ambachten demonstreren op braderieën en een enkele professionele mandenvlechter.”
Het echtpaar Burggraaf heeft vier kinderen en drie kleinkinderen, maar vooralsnog is er geen interesse om het familiebedrijf voort te zetten. ,,Voor zover ik weet, ben ik de enige in Nederland die het nog op deze schaal doet en wellicht de laatste.”
Bron: AD Rivierenland/Beeld: Cor de Kock