29 november 2024 Cider bestond al in de tijden van de Grieken en Romeinen, maar…
Artikel Nieuwe Oogst | Meer ruimte voor natuurlijk gedrag van vee gaat veel geld kosten
De veehouderij moet dierwaardiger. Een aanpassing in de Wet dieren moet dat borgen. De politiek vindt dat sectoren tijd genoeg hebben gehad om afspraken, die al jaren geleden zijn gemaakt, na te komen. Politici dulden geen uitstel meer.
Kalveren niet langer dan zeven dagen houden in eenlingboxen. Runderen niet meer onthoornen voor de mesterij. Aanpassingen doen in bestaande kraamstallen zodat biggen kunnen mee-eten met de zeug. Extra maatregelen invoeren om staartcouperen uit te faseren. Een lagere bezetting bij vleeskuikens en leghennen realiseren. Functiegebieden aanbrengen.
Het is een greep uit de maatregelen die demissionair minister Piet Adema voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in zijn wetswijziging heeft opgenomen als laaghangend fruit voor de periode 2026-2030. De kosten die deze maatregelen met zich meebrengen, moet de sector zelf ophoesten.
2,7 miljard euro
Dezelfde periode 2026-2030 kent ook een tweede fase, waarmee wel forse kosten zijn gemoeid. Gé Backus van Connecting Agri & Food en Roel Jongeneel van Wageningen Economic Research maakten een inschatting van de verwachte investeringen en kosten van de maatregelen tot 2030. Het gaat om een bedrag van 2,7 miljard euro bij een gelijkblijvend aantal dieren per bedrijf.
Om dieren meer leefruimte te geven, is meer stalcapaciteit nodig. Moet een veehouder de maatregelen doorvoeren binnen de bestaande stalruimte dan is het benodigde investeringsbedrag kleiner: 1 miljard euro, maar wel bij minder dieren. Een gevolg daarvan is dat in de meeste gevallen het inkomen sterker daalt, geven Backus en Jongeneel aan. Met minder dieren zijn de opbrengsten immers ook lager.
Verdienmodel onder druk
Omdat de kostprijs van veehouders stijgt, zet dit het verdienmodel in alle sectoren onder druk. Backus en Jongeneel rekenen met een inkomensafname van 397 miljoen tot 640 miljoen euro tot 2030. De totale inkomensafname is volgens hen het grootste voor de melkveehouderij en varkenshouderij.
De doorgerekende combinaties van maatregelen – leef- en bewegingsruimte, een beter klimaat, jonge dieren langer bij de moeder houden, omgevingsverrijking (eventueel met uitloop) en onbeperkte toegang tot voer en water – leiden tot een forse verhoging van de kosten. In de praktijk zijn de verschillen in inkomen tussen individuele veehouders wel groot.
Enkele duizenden euro’s
De berekende verhogingen leiden volgens Backus en Jongeneel in bijna alle gevallen tot een inkomensafname van enkele tienduizenden euro’s per bedrijf. ‘De financieel-economische impact op bedrijfsniveau is groot, variërend van enkele tientallen procenten tot een heel inkomen.’
De transitie naar een dierwaardige veehouderij vraagt op diverse onderdelen nog het nodige praktijkonderzoek. Enerzijds naar aanpassingen in huisvestingssystemen en anderzijds naar hoe veehouders nieuwe inzichten goed kunnen toepassen. Het gaat volgens Backus en Jongeneel om ‘een succesvolle implementatie en adaptatie’. Voor de komende vijf jaar schatten zij dat daarvoor 44 miljoen euro nodig is.
Als het aan de Dierenbescherming ligt, maakt Adema daar nu jaarlijks al ruim 8 miljoen euro voor vrij. ‘Wil de transitie een kans van slagen hebben, dan moeten innovatie en ontwikkeling per direct doorgaan. Ook nu het kabinet demissionair is’, zegt programmamaker Bert van den Berg van de Dierenbescherming.
Vergaande wettelijke eisen kunnen desastreuze gevolgen hebben
Demissionair minister Piet Adema voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is teleurgesteld in Europa als het gaat om dierenwelzijn. Samen met de Vughtlanden (Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland en België) en Engeland wil hij dit onderwerp nadrukkelijker op de Europese agenda zetten. Adema pleit voor meer samenwerking met de Vughtlanden en het bedrijfsleven op het gebied van dierenwelzijn. ‘Hier moeten we laten zien dat het technisch en economisch kan. Dan heb je een grote gezamenlijke markt te pakken en wordt het voor de Europese Commissie makkelijker om tegen andere lidstaten te zeggen dat het kan. Discussie over invoering gaat alleen nog over de overgangstermijn.’ Engeland en Zweden zijn illustratief als het gaat over de mogelijke impact van wanneer slechts één land vergaande wettelijke eisen stelt. Beiden landen hebben zich ontwikkeld tot importerende landen voor wat betreft varkensvlees en hebben geen grip meer op de productievoorwaarden. Ook regelgeving waarmee Duitse varkenshouders momenteel te maken hebben, wordt beschreven als desastreus. Het is een reden waarom in dat land in hoog tempo wordt gesaneerd.
Als het kabinet niet was gevallen, dan was de wetswijziging waaraan nu wordt gewerkt niet nodig geweest. In samenspraak met de Dierenbescherming hebben de varkenshouderij en pluimveehouderij namelijk overeenstemming bereikt over een convenant. ‘Het convenant met de melkveehouderij is nog niet rond, maar ook dat gaat waarschijnlijk wel lukken’, zegt Van den Berg. ‘Na de val van het kabinet zijn de gesprekken gewoon doorgegaan.’
De gesprekken die in de afgelopen veertien maanden zijn gevoerd, noemt Van den Berg constructief. ‘Veehouders willen wel, maar ze willen ook zekerheid of investeringen kunnen worden terugverdiend en uitvoerbaar zijn.’ Dat de sectoren nog niet met hun plannen naar buiten treden, vindt hij begrijpelijk.
Ingrijpend pakket
Het gaat per sector om een ingrijpend pakket aan veranderingen, waar randvoorwaarden bij horen die, naast financiële middelen, betrekking hebben op vergunningen en afspraken met marktpartijen. Worden die niet ingevuld, dan kunnen de convenantafspraken niet worden nagekomen.
Om te garanderen dat er genoeg snelheid wordt gemaakt met de overgang naar een dierwaardige veehouderij, is een autoriteit naar voorbeeld van de Autoriteit Diergeneesmiddelen onderdeel van Adema’s voorstel.
De Autoriteit Diergeneesmiddelen werd in 2010 opgericht en leidde in alle sectoren tot een forse reductie van het antibioticagebruik. De convenantpartners omarmen een autoriteit die waar nodig kan zorgen voor versnelling of vertraging.
Van amendement-Vestering naar Convenant dierwaardige veehouderij
Leonie Vestering van de Partij voor de Dieren dient mei 2021 een voorstel in tot wetswijziging. Dat wordt aangenomen. Daardoor is in de Wet dieren het volgende komen te staan: ‘Het is niet langer toegestaan een dier pijn te doen of bij een dier letsel te veroorzaken, dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen met als doel het dier op een bepaalde manier te kunnen huisvesten.’ Al snel realiseren politici en ambtenaren zich dat het amendement niet is na te leven. Om aan het amendement een wel uitvoerbare invulling te geven, wordt een Convenant dierwaardige veehouderij onderdeel van het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV. Dat convenant moet de basis worden voor wetgeving die is gebaseerd op de zes principes voor een dierwaardige veehouderij uit de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden (2021). Het convenant is in een vergevorderd stadium, maar omdat er nog geen kabinet is, kan er geen convenant worden gesloten. Is er voor juli 2024 geen alternatief voor het amendement-Vestering dan treedt dat onverkort in werking. Demissionair landbouwminister Piet Adema wil dat voorkomen met een ‘reparatiewet’. Daarover is 4 en 11 maart gedebatteerd en wordt 19 maart gestemd.
Bron: Nieuwe Oogst