Op donderdag 5 december 2024 organiseert de Natuur en Vogelwacht de Vijfheerenlanden weer een presentatieavond…
Artikel AD | Wilg en populier zijn oer-Hollandse bomen die in de regio een grote rol speelden
VAN NATURE | Wilgen en populieren zijn niet uit ons landschap weg te denken. Ons wegennet wordt veelal begeleid door rijen populieren en wilgen speelden in onze regio een grote rol bij de griendcultuur.
De populier is van oorsprong een typische boom uit het rivierengebied en de beekdalen, maar door veredeling is vaak buitenlands ‘bloed’ ingebracht. Daardoor staat de populier nu te boek als een exoot. Alleen de zwarte populier en ratelpopulier of esp zijn inheems. De populier maakt al eeuwen deel uit van het Nederlandse landschap en is er eigenlijk niet uit weg te denken.
In Herinnering aan Holland beschrijft de dichter Hendrik Marsman ons land door, naast traag stromende rivieren, ook ‘rijen ondenkbaar ijle populieren’ als iconen van ons landschap te benoemen. Er zijn al verwijzingen naar de aanplant van populier in de 15de eeuw.
In Nederland kom je vooral de volgende soorten populieren tegen: zwarte populier, ratelpopulier (ook wel trilpopulier of esp), abeel, Canadese- en de balsempopulier. Verder is er nog een groot aantal variëteiten en klonen. Veel van deze soorten komen al erg lang voor in ons landschap en de geschiedenis gaat feitelijk terug tot het oude Rome, waar men populieren (arbor populi) in grote aantallen aanplantte. De boom dankt zijn naam aan het Griekse woord paipolos, wat trillen betekent.
Nieuwe bossen
De bladeren van de populier trillen op een typische manier in de wind en maken daarbij een ruisend geluid. In het kader van de landelijke bosuitbreiding begon men in de jaren 80 van de vorige eeuw met de aanleg van nieuwe bossen in het westen van het land. Dat beleid noemde men toen de Randstad Groenstructuur, met als speerpunt het creëren van een groene recreatieruimte.
Het planten van populieren is bij de aanleg van nieuwe bossen bedoeld als ‘voorteelt’ om snel een groen bosbeeld te creëren. Zoiets paste men ook toe bij de aanleg van het bosgebied De Elzen, bij de Viersprong, in polder De Biesbosch. De eerste bomen, waaronder een groot aantal populieren, gingen daar in 1987 de grond in. In het begin waren dat uiteraard iele sprieten, maar als je nu door De Elzen wandelt is er toch al een fraai bosbeeld ontstaan, met sleedoorn en meidoorn als spontaan opkomende onderbegroeiing.
Zwartkoppen, tjiftjafs en boomkruipers liften mee
De genoemde struiken zorgen in het vroege voorjaar voor een overdadige witte bloesem. Met het ouder worden van zo’n bos lift de vogelbevolking zoals zwartkop, tjiftjaf, boomkruiper en bosuil daarop mee. Behalve populieren zijn wilgen in onze regio eveneens een vertrouwd fenomeen.
Deze boomsoort speelde immers honderden jaren een prominente rol in de griendcultuur, een vorm van hakhout. Het aanleggen van grienden was overigens vooral een kwestie van terreinvoorbereiding. De ontwatering van het terrein middels greppels, sloten en klepduikers was even belangrijk als het weren van het water door kaden en dijken. De bestaande hakgrienden bleven intact door het systeem van permanente verjonging. We noemden dat ‘inteulen’, waarbij na de hak stek werd bijgestoken en op plaatsen waar oude struiken of stoven het hadden begeven.
Preekstoelen
Behoorlijk uitdijende struiken noemde men destijds ‘preekstoelen’ die naar gelang het ruimtebeslag te weinig opleverden. In zo’n geval moesten deze fors ontwikkelde struiken worden uitgestoken. Een zwaar karwei, waarbij de griendwerkers met een ‘stootijzer’ de wortels van de bewuste struik kapot diende te stoten. Het belang van de griendcultuur is weliswaar verdwenen, maar in het terrein zijn natuurlijk nog allerlei aanknopingspunten te vinden naar deze ooit zo bloeiende en boeiende cultuur.
Zo staan er in het terrein nog steeds griendketen waarin de griendwerkers de nacht doorbrachten, net als de kaden en dijken die een griend omringden. Als je over een kade loopt, vind je vast nog resten van duikers waarmee de waterstanden in een griend werden gereguleerd. Spaarzaam wordt er hier en daar nog wel een stukje hakgriend onderhouden.
Weelderige wilgenbossen
Door het staken van de griendcultuur ontwikkelden de hakgrienden zich op den duur tot weelderige wilgenbossen, met schots en scheef staande bomen. Het doorschieten van de wilgen kondigde eigenlijk weer een andere ontwikkelingsfase van het gebied aan. Met het doorschieten van de wilgen ontstonden er ook mogelijkheden voor broedende roofvogels zoals buizerd, havik en sperwer.
Aan het eind mijn loopbaan bij Staatsbosbeheer sta ik in een wilgenbos, op een heuvel, waar ooit een griendkeet had gestaan. De locatie is omringd door imposante zwarte populieren. In een van de iconische bomen heeft een koppel zeearenden een gigantisch nest gebouwd. Ooit zwoegden en sliepen er griendwerkers in het verdwenen keetje en nu staan we er om jonge zeearenden te ringen. Cultuur gaat hier naadloos over in natuur.
Jaarringen tellen
In een klimaat met duidelijke seizoenen maken bomen elk jaar een nieuwe laag hout aan. Dat zijn jaarringen. Door jaarringen te tellen, kan je de leeftijd van een boom aflezen en door naar de diktes te kijken, ook zijn geschiedenis.
Bomen zijn speciale planten want ze kunnen in de dikte groeien. Dat doen ze dankzij een ring van weefsel dat langs de binnenzijde houtvaten aanmaakt en langs de buitenzijde zeefvaten. Houtvaten blijven een hele lange tijd bestaan omdat ze gemaakt zijn van houtstof (lignine), zeefvaten gaan echter snel verloren.
In ons klimaat zal een boom elke lente opnieuw houtvaten en zeefvaten aanmaken. Vooral de houtvaten doen de boom in de dikte groeien. In de lente maakt de boom vrij grote houtvaten aan, in de zomer zijn die al dunner en in de herfst en winter stopt de groei bijna volledig. Hierdoor ontstaat er een kleurverschil van lichte ringen (grote vaten) en donkere ringen (kleine vaten), dit zijn de jaarringen. Als een boom goed kan groeien (voldoende licht, water en voedingstoffen) zijn de jaarringen breed. Wanneer er factoren zijn die de groei vertragen (droogte, ziekte, schaduw) dan worden de jaarringen smaller. Zo kan je op de doorsnede van een stam de levensverloop van een boom aflezen.
Bron: AD Rivierenland