Skip to content

Kooiker Jan Reuser (72) houdt verhaal van de eendenkooi levend

Traditionele beroepen, van molenaar tot beroepsvisser en van glasblazer tot mandenvlechter. In de regio zijn ze er nog volop, maar is er anno 2019 nog wel een boterham mee te verdienen? Wie zijn de beoefenaars? En hoe zit het met de toekomst? Het AD gaat deze zomer op onderzoek uit.

,,Als jullie om twee uur op de kade in Drimmelen staan, pik ik jullie op en varen we naar de eendenkooi’’, belooft Jan Reuser (72). Hij is stipt op tijd en we koersen in een dik kwartier via de brede rivier de Amer en een paar smallere watertjes naar een aanlegsteiger op de Hofmansplaat.

Van daaruit is het nog maar een korte wandeling naar een van de mooiste plekken in de Biesbosch: het gebied waar hij jarenlang eenden ving – het territorium van de gastheer. Het uitzicht over de centrale plas, in dit jaargetijde omzoomd door roze springbalsemienen en witte moerasspirea, is adembenemend.

,,Kijk, in vier hoeken van de waterpartij zijn ingangen van pijpen’’, wijst hij. ,,Dat zijn een soort lange fuiken die steeds smaller worden. Daar werden de wilde eenden vroeger vanaf de plas naar binnen gejaagd. Aan het eind zit een luikje waardoor je ze er gemakkelijk uit kon pakken. Dan draaiden we ze de nek om en gingen ze naar de poelier.’’

Het klinkt allemaal eenvoudig, maar bij het opjagen van de eenden kwam nogal wat kijken. ,,Deze coulissen van rietmatten speelden er een belangrijke rol bij. Ze staan zo opgesteld dat de dieren je niet op de kant zien lopen’’, legt hij uit. ,,Zo kon je steeds een positie achter ze innemen waardoor ze verder de pijp in werden gejaagd. Daarbij maakten we altijd gebruik van kooikershondjes. Het is een vak waar je feeling voor moet ontwikkelen. Eenden zijn erg alert. Bij het minste geluidje, als je op een rietstengeltje trapt of je hoest per ongeluk, schrikken ze en vliegen massaal op. Bij de Reusers zit het vak in de genen. Zeker vijf generaties terug waren we al kooikers. Ik heb de fijne kneepjes van het vak van mijn vader en van mijn ooms geleerd.’’

Vader Reuser vestigde zich in 1955 met vrouw en kinderen in de Biesbosch. Zoon Jan was toen acht jaar. Hij herinnert zich een geïsoleerde jeugd op de afgelegen Hofmansplaat. ,,Ik moest twee keer per dag de rivier over om naar school te gaan en er kwamen maar zelden vriendjes spelen. Je leefde afgezonderd van de bewoonde wereld en de dichtstbijzijnde boerderij was een uur lopen. Na schooltijd hielp ik de buren als er bijvoorbeeld hout of riet moest worden opgeladen. Een dergelijk bestaan maakt je vroeg zelfstandig. Het heeft me gemaakt wie ik nu ben. Ik hou nog altijd van de rust en de grillen van de natuur waarmee ik opgroeide.’’

Haringvlietsluizen
Na het lager onderwijs ging de kooikerszoon nog een paar jaar naar de ambachtschool, maar het verlangen naar een leven in de natuur verdrong andere toekomstplannen. Tien jaar werkte hij samen met zijn vader. In 1972, op 24-jarige leeftijd, nam hij het stokje over.

,,Ik besefte toen al dat er in dit gebied veel zou gaan veranderen. De Haringvlietsluizen, hè. Er was geen eb en vloed meer. Arbeiders, boeren, rietsnijders en houthakkers trokken weg en het cultuurlandschap met grienden en rietvelden onderging een gedaantewisseling. Het veranderde in ruig natuurlandschap. Er kwamen minder eenden naar de kooi want de begroeiing in de omgeving werd hoger en daar houden ze niet van. Poeliers kochten in die tijd ook steeds meer gefokte en geschoten exemplaren, dus ik kon er mijn brood niet meer mee verdienen.’’

De handel stopte, maar Reuser ging niet bij de pakken neerzitten. In 1997 stapte hij over naar de snel groeiende toeristenbranche. Hij kocht een paar aken om te verhuren. Dat leek een gouden greep, maar het beviel hem niet (‘die toeristen hebben altijd wat te zeuren’), dus deed hij ze een paar jaar later weer van de hand. Inmiddels vaart hij als zelfstandig ondernemer met een luxe rondvaartboot bezoekers naar de mooiste plekjes van het uitgestrekte gebied. Daar gidst hij groepen volwassenen en scholieren.

Eén van de hoogtepunten bij de excursies is de eendenkooi die hij pacht van Staatsbosbeheer en die hij tot in de puntjes onderhoudt. Palen worden tijdig vernieuwd en hij vlecht eigenhandig nieuwe rietmatten als de oude aan vervanging toe zijn. Zo blijft zijn voormalige bedrijf in perfecte staat en houdt de laatste kooiker van de Biesbosch het verhaal over de eendenkooi levend.

Jammer genoeg is zijn ouderlijk huis in het nationaal park afgebroken. Op de plek van de woning, een terp die verscholen achter groene wilgen aan de overkant van de Amercentrale ligt, staan nu drie houten schuren. Een is ingericht als pied-à-terre en twee anderen doen dienst als opslagplaats en werkruimte. Reuser, die drie kinderen en drie kleinkinderen heeft, is er vrijwel dagelijks te vinden. Toch woont hij er niet permanent. Dat doet hij -samen met zijn echtgenote- in een comfortabeler huis in Geertruidenberg.

Bron: AD Rivierenland/Beeld: Cor de Kock

Back To Top
Lid worden