Terugblik 2024 Op maandag 2 december hebben het bestuur en de onderliggende werkgroepen het afgelopen…
Artikel Kontakt | Meer kruidenrijk grasland: kansen voor het veenweidegebied
REGIO • Meer extensief beheerd kruidenrijk grasland kan een sleutel zijn voor herstel van biodiversiteit in het veenweidegebied. In de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden liggen kansen om het areaal aan kruidenrijk grasland te vergroten. Dat is een van de conclusies van een meerjarig en veelzijdig onderzoek in de regio.
Extensief beheerd kruidenrijk grasland heeft een grote diversiteit aan inheemse planten, en is een belangrijk leefgebied voor onder andere insecten en vogels. Maar het wordt steeds zeldzamer. In het veenweidegebied zijn veel percelen ingericht op productie van gras met een hoge voedingswaarde, met het oog op een hoge melkproductie.
Natuurgebieden
Judith Westerink is onderzoeker landscape governance bij Wageningen University & Research. Zij vertelt: “Het bestaande kruidenrijke grasland valt meestal onder agrarisch natuur- en landschapsbeheer, hoort bij biologische bedrijven of ligt in natuurgebieden.”
Toekomstbestendige melkveehouderij
Op verzoek van de Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling onderzochten Wageningse experts in samenwerking met het collectief Alblasserwaard/Vijfheerenlanden wat extensief kruidenrijk grasland kan betekenen voor een toekomstbestendige melkveehouderij in het veenweidegebied.
Gesprek met boeren
Het team deed metingen op 29 kruidenrijke percelen van evenzoveel veehouders in het gebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, verdeeld over drie jaar. Westerink: “Ook zijn we met de boeren in gesprek gegaan, hebben we bedrijfseconomische berekeningen gemaakt, en we hebben literatuuronderzoek gedaan.”
Verschraling
De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat er mogelijkheden zijn voor meer extensief kruidenrijk grasland in de regio. Verschraling van geschikte percelen is de beste strategie. Overheid en zuivelketen kunnen dat stimuleren door een combinatie van sturingsinstrumenten die rekening houdt met de verschillende bedrijfsstijlen van de boeren.
Voor alle boeren
De 29 veehouders verschillen sterk van elkaar in bedrijfsvisie en bedrijfsvoering. Sommigen van hen hebben een biologisch bedrijf, anderen richten zich vooral op een hoge melkproductie. Er zijn boeren die streven naar een goed bedrijfsresultaat door te sturen op lage kosten, en boeren die productie combineren met natuur, door hoogproductieve percelen af te wisselen met percelen onder natuurbeheer. “Al deze vier typen boeren zouden kunnen werken met extensief kruidenrijk grasland”, legt Westerink uit. “Maar wel in verschillende mate. Modelberekeningen laten zien dat inpassen van 25 tot 50 procent extensief kruidenrijk grasland een kleine positieve invloed kan hebben op het inkomen van een gemiddeld veenweidemelkveebedrijf. Voor extensieve bedrijven pakt het bedrijfseconomisch nog iets beter uit.”
Rode Lijst
In de onderzochte percelen zijn in totaal 106 soorten vaatplanten aangetroffen, waaronder 29 soorten grassen, 59 soorten kruiden en 7 soorten vlinderbloemigen. Twee van de gevonden soorten staan op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare soorten.
Fosfaatgehalte
De onderzoekers zagen een duidelijk verband tussen de intensiteit van het landgebruik (bemesten, maaien en beweiden) en de vegetatiesamenstelling. Intensiever beheerde percelen zijn minder kruidenrijk. Vooral het fosfaatgehalte in de bodem blijkt bepalend voor welke soorten zich er prettig voelen.
Donkse Laagten
Zeven van de 29 onderzochte percelen lagen in de Donkse Laagten. Natura 2000-gebied de Donkse Laagten wordt door Staatsbosbeheer verpacht aan lokale boeren. Er liggen waardevolle bloemrijke graslanden (fase 4) en het gebied heeft een groeiende populatie weidevogels. Veel van de lokale boeren doen op hun aangrenzende percelen aan agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb).
Van elkaar leren
Hoewel de gewasopbrengst lager is in meer kruidenrijke percelen, zijn de gehaltes aan mineralen vaak hoger. Dat laatste is belangrijk voor diergezondheid. De percelen met een vergelijkbare soortensamenstelling verschillen onderling aanzienlijk in opbrengst. Verschillen in bedrijfsvoering en type vakmanschap spelen hierin mogelijk een rol. Zoals het moment van maaien, hoe vaak er gemaaid wordt, en met welke machines. Westerink: “Hier liggen kansen om van elkaar te leren, en ecologische kwaliteit en bedrijfseconomie te combineren.”
Groene Cirkel
Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling. Het werd gefinancierd door het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur via het Kennisbasisprogramma Natuurinclusieve transities. In het project werkten diverse Wageningse instituten samen met het collectief Alblasserwaard/Vijfheerenlanden.
Bron: Wageningen University & Research/ het Kontakt/ Beeld: Geurt Mouthaan