Skip to content

Artikel Boerennatuur: Hoe deden de weidevogels het afgelopen jaar?

De agrarische collectieven en hun deelnemers steken elk jaar veel tijd in het weidevogelbeheer van hun gebied om die zo goed mogelijk in te richten voor de vogels. Met wisselend succes dit jaar, want veel factoren spelen mee, die niet allemaal naar de hand te zetten zijn, of toch wel? De collectieven Noord-Holland Zuid, Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (Zuid-Holland), Westergo (Friesland) en provincie Gelderland (collectieven VALA,  Rivierenland en Veluwe) geven een inkijkje hoe het afgelopen jaar het weidevogelbeheer ging.

Wisselende resultaten

In Gelderland ging het wisselend, de tureluur en wulp deden het relatief goed, maar de grutto en kievit hadden het moeilijker. Er waren wel legsels, maar de kuikenoverleving was laag. In Alblasserwaard/Vijfheerenlanden waren er ook veel legsels met een waarschijnlijk lagere kuikenoverleving dan normaal. In Noord-Holland Zuid ging het in één polder goed en in één polder slecht. En Friesland had een dramatisch jaar, nadat de boeren de plasdrassen hadden aangezet om de negatieve omstandigheden van de droogte op te heffen, sloegen predatoren in zulke aantallen toe, dat dat een goed seizoen genekt werd.

Verschillende factoren

Er zijn verschillende factoren die de condities van een broedseizoen bepalen. Hoeveel regen valt er in welke maand. In de eerste maanden van het jaar moet er niet te veel regen vallen, zodat boeren begin maart de ruige mest kunnen uitrijden. Ruige mest zorgt voor een goed bodemleven, vooral wormen, die de volwassen vogels nodig hebben om zich vol te eten voordat ze gaan broeden. Daarna moet het niet te droog zijn, zodat de grond niet te hard wordt voor de vogels om met hun snavel in de bodem naar voedsel te zoeken. Genoeg water zorgt ervoor dat het kruidenrijk grasland of botanisch gras goed kan groeien. Op deze grassen komen insecten af en dat is voedsel voor de kuikens.

Al deze factoren zijn goed te beïnvloeden door de boeren en de collectieven. Mini plas-dras, greppel plas-dras en grote plas-drassen zorgen voor een goede natte bodem voor de vogels om in te foerageren. Kruidenrijk grasland en botanisch gras in mozaïek gelegd met de plas-drassen, zorgen voor schuilgelegenheid en voedsel. Maar dan komt bijna de belangrijkste factor waar minder vat op is: predatoren. Predatoren horen ook thuis in het weidevogelgebied, maar als de balans tussen predatoren en weidevogels te scheef gaat lopen, worden er teveel kuikens opgegeten om de huidige neergaande curve om te buigen naar een positieve curve, en dat is uiteindelijk nodig om de weidevogelstand goed te herstellen.

Kennis en ervaring

De kennis en kunde die de collectieven afgelopen jaren hebben opgebouwd, blijkt hard nodig te zijn in het weidevogelbeheer. Collectief Noord-Holland Zuid ziet dat in hun twee polders. In de Rondehoep is er naast het ANLb een reservaat van Landschap Noord-Holland, in de Bovenkerkerpolder is alleen ANLb. In deze laatste polder heeft het collectief 80 ha. optimaal ingericht als weidevogelreservaat met om 40 ha vossenraster en een mozaïek aan percelen van boeren met daarop een mini plas-dras, kruidenrijk grasland of botanisch gras. Alles om het de weidevogel zo goed mogelijk naar zijn zin te maken. Daarnaast hebben ze dit jaar het waterpeil hoger dan de maximale stand laten zetten, dit met toestemming van alle boeren in het gebied. Anders durfde het waterschap het niet aan. Hiervoor is een speciale droogte crisis team van waterschap geraadpleegd. Mark Kuiper, gebiedscoördinator van Noord-Holland Zuid: “In deze polder wordt het waterpeil al jaren hoog gehouden, deze vernatting heeft nog nooit geresulteerd in onbegaanbare percelen. Met het huidige klimaat zorgt het zelfs voor betere grasmatten. Tot tevredenheid van boeren en vogels. De reproductief was wel minder dan in andere jaren, maar het verschil bleef klein. Bij deze twee polders is het waterpeil van essentieel belang. In de Ronde Hoep lukte het niet om het waterpeil voldoende hoog te houden en daar zijn de resultaten slecht. Door droogte was er te weinig voedsel voor de vogels en de kuikens. Volgend jaar zal dit niet weer gebeuren, het waterschap gaat met Landschap Noord-Holland het waterpeil hier hoog houden.”

Meer oppervlakte nodig

In Alblasserwaard/Vijfheerenlanden waren er dit jaar veel legsels met als grootste stijger het aantal kievit legsels. Marcel Benschop: “Daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. Meer legsels van de kievit kan ook duiden op meer herlegsels, als gevolg van bijvoorbeeld predatie van de eieren en de kuikens.” De grootste verliezen ziet Marcel in de kuikenfase. “Van de legsels komt meer dan driekwart uit. Van de kuikens wordt veel minder dan driekwart vliegvlug. Dat bleek al uit een onderzoek naar de kuikenoverleving van de kievit. Ook dit jaar was, waarschijnlijk mede door de droogte, een moeilijk jaar qua kuikenoverleving.”

Belangrijk blijft dat er goed habitat is. De vele plasdraslocaties in de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden waren, zeker in de afgelopen droge jaren, erg in trek bij de weidevogels, maar het trekt ook amfibieën aan, zoals de heikikker en de kamsalamander. Daarom wilt het collectief de komende jaren extra richten op verschraling en lokale vernatting. Het ontwikkelen van goed habitat kost tijd. Daarom is ook verantwoord predatiebeheer nodig, zeker gezien de snelle afname van de weidevogelstand. Verder is het volgens Marcel wenselijk dat de samenhang van het beheer beter wordt, en dat de beheerde oppervlakte toeneemt. “Dat heeft nadrukkelijk onze aandacht.”

Predatie

In Friesland was het broedsucces ongekend laag. Voornamelijk als gevolg van predatie. In het voorgaande jaar, 2019, was er sprake van een enorme piek in het aantal veldmuizen. Dat heeft toen voor een forse reproductie gezorgd bij diverse soorten predatoren. De natte omstandigheden in  januari en februari 2020 bracht de muizenpopulatie naar normale omvang terug. De talrijke predatoren schakelden noodgedwongen over op weidevogels. Eieren en kuikens werden in grote aantallen gepredeerd. Soms werden zelfs volwassen weidevogels van het nest gepakt.

Alle inzet op het verbeteren van het leefgebied van weidevogels door bijvoorbeeld graslandbeheer, vernatting en verbeteren openheid, woog niet op tegen de gevolgen van deze predatieomvang. Sybe van der Schaar, coordinator bij ANC Westergo: “Bij het beperken van predatie waren de pijlen in het verleden voornamelijk op de vos gericht. Die kunnen we onderhand doormiddel van rasters of afschot met behulp van de lichtbak redelijk uit onze belangrijke weidevogelgebieden houden. De steenmarter is echter bezig met een opmars in aantallen en verspreiding en heeft de rol als voornaamste weidevogelpredator in meerdere gebieden overgenomen. In 8 gebieden werd in 2020 gebruik gemaakt van een ontheffing voor het vangen en doden van steenmarters. Er zijn echter meer soorten die ook graag een ei of kuiken van een weidevogel lusten. Bunzing, hermelijn, buizerd, reiger, kiekendief, ooievaar, etc. Het is de kunst om het leefgebied van weidevogels zodanig aan te passen dat het minder geschikt wordt voor predatoren. De natuur is evenwel dynamisch; er zal altijd sprake zijn van verandering. Sommige soorten nemen in aantal af terwijl andere toenemen.”

Boeren zijn gemotiveerd

In de provincie Gelderland hadden de weidevogels het door de predatiedruk ook zwaar. Karen Hinkamp, Coördinator vrijwillige boerenlandvogelbescherming en adviseur van de drie Gelderse collectieven: “De boeren hebben hard gewerkt om de vogelgebieden goed in te richten, dat was ook nodig door de weersomstandigheden. De predatiedruk en droogte heeft voor een slecht grutto jaar gezorgd. Maar het goede nieuws is wel dat elk jaar meer boeren mee willen doen aan het beheer, en dat daardoor het weidevogelbeheer steeds meer succes heeft. Dit jaar ging niet supergoed, maar de predatie is hopelijk eenmalig. Dankzij de goede samenwerking tussen collectieven, boeren en vrijwilligers zijn we langzaamaan een betere natuurlijke balans met weidevogels en predatoren aan het bereiken.”

Hoopvol

Predatie maakte dat 2020  niet een goed broedseizoen was voor alle boerenlandvogels. Gelukkig is er groei te zien in verschillende populaties. Coördinatoren hebben onderhand zoveel kennis van het gebied en de vogels dat beheer steeds beter toegepast kan worden. Een slecht boerenlandvogel seizoen werkt demotiverend voor boeren, maar over het algemeen willen steeds meer boeren mee werken aan weide- en akkervogelbeheer, en het beheer ook uitbreiden. Dat geeft hoop.

Bron: Boerennatuur

Back To Top
Lid worden