ALBLASSERWAARD • 750 jaar droge voeten: daar kun je best een feest voor vieren. Alblasserwaard…
Artikel Boerderij: De gestage opmars van de neventak
Het begon ooit met tentjes, nu zijn er tal van neventakken. De groei zit er in. Dat blijft wel even zo.
Ruim 40% van de boeren in Nederland doet meer dan alleen koeien melken, varkens fokken of aardappels telen. Naast het primaire bedrijf hebben ze een zorgtak, een winkel, een kaasmakerij, een camping, vergaderlocatie of kinderopvang, ze bieden koeknuffelen, boerderijfeestjes, educatie en nog veel meer. Je kunt het haast niet bedenken of boeren doen het. Vooral melkveebedrijven, op de voet gevolgd door akkerbouwers, combineren het primaire bedrijf met een aanvullende activiteit.
Toerisme op het platteland
Zo’n verscheidenheid aan neventakken was er niet altijd. Aanvankelijk stond een tweede tak gelijk aan toerisme. De kiem daarvan werd al gelegd eind 19e eeuw. Niet dat boeren toen bewust bezig waren met een tweede of derde tak, ze hadden wel wat anders te doen. Zo was het de tijd van ontginnen. Woeste gronden werden mede dankzij de beschikbaarheid van kunstmest geschikt gemaakt voor landbouw, er was werk aan de winkel. In diezelfde periode begonnen stedelingen te verlangen naar iets dat je als vakantie zou kunnen omschrijven. Even weg uit de drukte en de stank van de stad, even de ruimte van het platteland ervaren. En de schoonheid, maar dan niet die van de ontgonnen gronden, maar die van de ruige onlanden. Het authentieke platteland, liefst zonder de opkomende moderniteiten, dat wilden ze beleven, zo blijkt uit Veranderend Platteland, een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen uit 2017. De oprichting van de ANWB in 1883 en de VVV in 1885, hielpen een handje. De organisaties stimuleerden mensen om onder meer het platteland te bezoeken en daarmee was het plattelandstoerisme geboren.
Rommel
In de jaren ’20 van de vorige eeuw ging het ineens hard. Het platteland was the place to be en hoewel herbergen er garen bij sponnen, waren grondeigenaren ietwat benauwd voor al dat bezoek. Bezoek dat nogal eens rommel achterliet. Reden voor sommige boeren en landgoedeigenaren om af te zien van verdere medewerking aan toerisme, ze wilden hun land en erf niet meer openstellen. Voor de ANWB was het de aanleiding om een bewustwordingscampagne voor recreanten te lanceren. In 1926 verschenen overal op openbare plaatsen posters met de slogan: Laat niet als dank voor ’t aangenaam verpozen, de eigenaar van ’t bos, de schillen en de dozen. Het werd een klassieker en hij had ook nog effect.
Regelgeving was er nog niet, iedereen die dat wilde kon de boomgaard aanwijzen als plek om tentjes neer te zetten, anderen maakten eenvoudige logeerplekken door een deel van de schuur af te scheiden middels een groot gordijn. Er achter stonden stapelbedden, een tafel en vier stoelen, en klaar was de accommodatie. Wat ook voorkwam was dat de boer en zijn gezin ’s zomers verhuisden naar de schuur of stal, die stond dan toch leeg, en dat ze hun voorhuis verhuurden aan vakantiegangers.
Invoering vijfdaagse werkweek
Toen in 1961 de vijfdaagse werkweek werd ingevoerd, hadden mensen in de steden ineens weekend. Twee vrije dagen achter elkaar; het had grote gevolgen voor de recreatie. Bermtoerisme kwam opzetten, maar ook het plattelandstoerisme groeide en groeide. Meer en meer mensen konden zich een auto permitteren zodat ze hun vertier ook verder van huis konden zoeken. Een paar dagen naar bos of strand, het was binnen handbereik en van het één kwam het ander. De toeristen bleven niet alleen overnachten bij boeren op het erf, ze kochten ter plekke ook af en toe producten zoals verse melk, een mandje eieren, een stuk kaas, een paar ons spek. Dat was het begin van huisverkoop. Enkelen begonnen al met het aanbieden van stalling voor caravans of paarden.
Vooral grotere bedrijven met neventak
Lang bleef het reilen en zeilen van nevenactiviteiten onder de radar. Het fenomeen was bekend maar er was geen idee van het economisch belang. Was het veel werk? En kon het als puntje bij paaltje kwam wel uit allemaal? Pas in 1998 kwam er onderzoek, het LEI keerde 15 bedrijven met een neventak binnenstebuiten en kwam tot de conclusie dat er met de extra activiteit jaarlijks gemiddeld 470 uur werk gemoeid was ofwel een halve arbeidsplaats. Dat werk, dat grotendeels werd gedaan door de vrouw, was doorgaans prima te combineren met het bedrijf. Heel opvallend was dat juist de grotere bedrijven er een tak bij hadden, waarom dit zo was, werd niet verklaard.
En wat leverde het allemaal op? Gemiddeld 21.300 gulden (€ 9.665) per bedrijf waarvan iets meer dan de helft was toe te schrijven puur aan het recreatiegedeelte. Maar vaak waren er nog andere activiteiten zoals verhuur van gebouwen of beheersvergoedingen. Alles bij elkaar harkten de bedrijven gemiddeld een derde van hun gezinsinkomen bij elkaar met de neventak. Dat was meer dan een leuk zakcentje, het was serieuze business. Toch was het niet alleen geld dat hen dreef. De onderzoekers noteerden dat de boeren en boerinnen het vooral erg leuk vonden om te doen. Men beleefde veel plezier aan het contact met klanten, consumenten en recreërende bezoekers.
Grofweg helft heeft neventak
De drijfveren zijn sindsdien niet veranderd, zo bleek uit onderzoek van Wageningen University & Research en uitgeverij Agrio. Zij enquêteerden vorig jaar 1.200 bedrijven over hun bedrijfsstrategie en toekomstperspectief. Wat bleek? De helft van hen houdt er op de een of andere manier een neventak op na. Dat percentage wijkt iets af van de recenter gepubliceerde resultaten van het CBS dat uitkomt op ruim 40 %. Han Wiskerke, hoogleraar rurale sociologie bij Wageningen UR, verklaart dat onder meer doordat er bij het WUR-onderzoek geen tuinders en bollenkwekers zaten. “En verder zat het hem in de vraagstelling. Het is daarom altijd lastig twee verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken, maar wat je wel kunt zeggen, is dat in beide gevallen een stijgende trend te zien is.”
Top 10 van agrarische nevenactiviteiten
1► Natuur- en landschapsbeheer
2► Huisverkoop
3► Loonwerk
4► Energieproductie voor derden
5► Stalling van goederen en/of dieren
6► Toerisme en recreatie
7► Verwerking van agrarische producten
8► Boerderij-educatie
9► Zorglandbouw
10► Kinderopvang op de boerderij
Plezier staat met stip op 1 en 2
De neventak is dus zogezegd een blijvertje. Boeren en boerinnen beginnen eraan omdat het geld oplevert maar vooral omdat ze het leuk vinden. Het beeld dat het bittere noodzaak is omdat men anders niet rondkomt, klopt niet. Althans, niet per definitie. Op de vraag hoe men het ideale bedrijf voor zich zag, antwoordde slechts een derde dat ze het liefst primair boer willen zijn en blijven. Twee derde zag als ideaalbeeld om de bedrijfsvoering te verbreden. Velen doen dat al en navraag van de onderzoekers leerde dat ze zelden terug zouden willen naar de oude situatie, zonder de verbredingstak. Het plezier stond met stip op 1 en ook op plek 2, pas op de derde plek kwam het argument dat de neventak extra geld oplevert en dat op deze manier het financiële risico te spreiden is. Als de melkprijs van de fabriek daalt, kun je met huisverkoop van zuivel bijvoorbeeld nog geld verdienen. Afgelopen zomer werd dat effect duidelijk zichtbaar toen de horeca moest sluiten als gevolg van de coronacrisis. De aardappelafzet stortte in, net als de prijs. Maar wie aardappelen aan huis verkocht, beleefde een gouden periode.
Corona
De coronacrisis gaf er een extra zwieper aan, maar huisverkoop groeide de afgelopen jaren sowieso al behoorlijk, net als de verwerking van eigen producten en de productie van energie. Wiskerke: “Maar wat ons opviel, was dat het aantal bedrijven met natuur- en landschapsbeheer niet zo sterk gestegen was als we gedacht hadden. Dat bleek te komen doordat ze dat niet ingevuld hadden als een neventak, boeren zien het inmiddels als onderdeel van het bedrijf en niet meer als iets dat ze erbij doen.”
Wiskerke vindt dan ook dat de term neventak aan herziening toe is. “Als je windmolens hebt staan, of het dak van de stal ligt vol zonnepanelen, dán heb je een neventak. Het is iets naast het bedrijf dat ook inkomsten oplevert als het bedrijf zou stoppen. Maar een zorgboerderij is geen zorgboerderij meer als de boerderij er niet is. En een boerderijcamping zonder boerderij verliest ook dat unieke waar kampeerders naar op zoek zijn. Wat we vroeger dus als neventak zagen, is nu een onderdeel van het totale bedrijfsconcept.”
Niet iedereen kan schaalvergroten
Veel van die concepten zijn behoorlijk succesvol. Zo haalde vorig jaar 19 % van de bedrijven met verbreding meer dan de helft van hun omzet uit verbredingsactiviteiten. Toch neemt nog steeds niet iedereen de activiteiten serieus, er zijn nog genoeg boeren én adviseurs die maar één soort bedrijfsvoering voor zich zien en dat is schaalvergroting. Terwijl die strategie maar voor een beperkt aantal ondernemers is weggelegd. Immers: schaalvergroting kan alleen als een ander ermee stopt.
Wiskerke: “Dat was 20 jaar geleden ook al zo. Toen zagen adviseurs en bankmedewerkers het als gerommel in de marge en velen doen dat nog steeds.” Hij herinnert zich een lezing die hij eens gaf voor een groep bankmedewerkers. “De locatie was een multifunctioneel bedrijf dat uiterst succesvol was, het draaide als een tierelier, er liep 24 man personeel rond, ik liet de cijfers zien maar die bankmensen geloofden het gewoon niet. Terwijl ze er bovenop zaten. En dat moest bedrijven advies geven over financieringen, ongelofelijk.”
De scepsis heeft de groei van de extra activiteiten in elk geval niet in de weg gezeten en Wiskerke denkt dat de stijgende lijn zeker de komende jaren nog niet afvlakt. “Misschien wel op het gebied van zorg en toerisme al weet je dat nooit zeker. Het ligt ook aan gemeentelijk beleid wat er ter plaatse nog mogelijk is. Maar huisverkoop is in elk geval sterk gestegen en ook voor de productie van energie is nog veel ruimte. Alles bij elkaar is de rek er voorlopig nog niet uit.”
Bron: Boerderij