Terugblik 2024 Op maandag 2 december hebben het bestuur en de onderliggende werkgroepen het afgelopen…
Artikel Agraaf: Remkes: ‘Kabinet moet vasthouden aan 2030’
Het kabinet moet in eerste instantie vasthouden aan het doel om 50 procent stikstofreductie in 2030 te realiseren. In 2025 en 2028 moet er gekeken worden of dit tijdspad aangepast moet worden. Zo luidt het oordeel van stikstofgespreksleider Johan Remkes in het langverwachte rapport met de titel ‘Wat wel kan. Uit de impasse en een aanzet voor perspectief’. Om snel ruimte te maken, moeten in het eerste jaar tussen de 500 en 600 ‘piekbelasters’ van bedrijfsvoering veranderen, verplaatst, of uitgekocht worden.
In het 58 pagina’s tellende rapport gaat Remkes uitgebreid in op de gesprekken die hij de afgelopen weken had met boeren, natuurorganisaties, ondernemers en de decentrale overheden. Hij benadrukt dat het rapport een denklijn is die door het kabinet uitgewerkt moet worden tot een concreet plan. Bij voorkeur ziet hij een breed gedragen landbouwakkoord met harde kaders waarbinnen meerdere uitwerkingen en aanvullingen mogelijk zijn.
Remkes is kritisch op het kabinet. Zo stelt hij dat het beleid van de afgelopen jaren niet heeft gewerkt. De door het kabinet voorgestelde aanpak in 2022 kan niet op draaglak rekenen en feitelijk heeft het kabinet dus te maken met een stikstofbeleid dat jaren niet heeft gewerkt en steeds maar vooruit is geschoven. Daarom is het nu ook niet meer mogelijk om maatregelen vooruit te schuiven, stelt hij.
Aanpak in drie lijnen
Remkes stelt in zijn rapport een aanpak voor in drie lijnen. In de eerste lijn moet Nederland van het (stikstof)slot af en moet er ruimte worden gemaakt. Deze termijn mag maximaal een jaar duren. Binnen dit jaar moet er een flinke reductie van stikstof worden gerealiseerd.
De tweede lijn moet zorgen voor langjarig perspectief voor de agrarische sector en het landelijk gebied. Het kabinet moet zo snel mogelijlk met een visie komen en duidelijk maken wat waar wel kan, aldus Remkes. Er komt een zonering en er komen duidelijke verdienmodellen, waar stapsgewijs naartoe wordt gewerkt. Er komt een stoffenbalans die zo snel mogelijk afrekenbaar wordt, waarbij boeren zelf aan het stuur zitten. Remkes rekent hiervoor een termijn van 15 jaar.
De derde lijn regelt de gebiedsgerichte transitie die de komende acht jaar moet plaatsvinden. Hierin vinden de gebiedsprocessen plaats waarbij de natuur ruimte krijgt om te herstellen en stikstof wordt gereduceerd. Ondernemers zetten een transitie in waardoor ze een langjarige toekomst krijgen. Remkes stelt in zijn advies dat voor iedere agrarisch ondernemer er tegen gunstige voorwaarden een individuele keuze komt, afhankelijk van de specifieke context: doorontwikkelen, omschakelen of stoppen. Een grondbank en transitiefonds moeten de transitie van individuele boeren ondersteunen.
KDW
Remkes kan zich ook vinden in de voorstellen van de boerenorganisaties. De eis om de Kritische Depositie Waarde (KDW) uit de wet te halen ziet Remkes op termijn mogelijk, maar wel pas als er een juridisch alternatief is. Daarvoor moet de regering samen met de boeren zoeken naar andere juridisch houdbare systemiek waarin de ‘staat van de natuur’ centraal staat. Als deze juridische houdbaarheid is verzekerd, dan moet de KDW vervangen worden. Voor de staat van de natuur is het de komende jaren belangrijk dat er meer wordt ingezet op natuur- en herstelmaatregelen. Daar hebben de terreinbeherende organisaties en de boeren een belangrijke rol in.
Wat zo’n juridisch alternatief kan zijn, daar gaat Remkes in eerste instantie nog niet op in. Wel benoemt hij in een andere aanbeveling dat de overheid door meer brillen moet kijken dan alleen de ecologische en juridische bril: het vraagstuk is zowel ecologisch, juridisch, agrarisch, maatschappelijk als economisch. Remkes adviseert daarom ook om niet een aparte ecologische en agrarische autoriteit in te richten, maar om agrarische experts evenwichtig in de ecologische autoriteit op te nemen.
Piekbelasters
In het rapport doet hij aanbevelingen voor de korte en de lange termijn. Voor de korte termijn is een werkende aanpak nodig voor natuurherstel, de legalisatie van PAS-melders en de belangrijkste bouwprojecten. Deze aanpak moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis zijn, maar wel met een deadline voor de keuze hoe gereduceerd gaat worden.
De ‘minst kwade route’ die Remkes ziet om stikstofruimte te verkrijgen, is aan de slag gaan met 500 tot 600 piekbelasters. Deze kunnen volgens hem kiezen uit een andere bedrijfsvoering op dezelfde locatie, een bedrijfsverplaatsing of helemaal stoppen. Remkes is van mening dat hiermee zo weinig mogelijk ondernemers geraakt: slechts 1 procent van de agrarische bedrijven. Als kanttekening stelt hij dat de alternatieven op diezelfde locatie wel tot gegarandeerde reductie binnen een jaar moeten leiden.
Met de vrijgekomen stikstofruimte kunnen PAS-melders en interimmers met voorrang op bouwprojecten worden vergund.
Ruimhartige compensatie
Stoppers moeten binnen de mogelijkheden van de wet maximaal en ruimhartig worden gecompenseerd met de garantie dat er door te wachten geen beter aanbod meer komt. Daarvoor is een PlusRegeling nodig. Met deze uitkoop van piekbelasters ontstaat volgens Remkes ook meer ruimte in de gebiedsprocessen. Daarbij is de bemiddelaar van mening dat niet alleen de landbouw moet leveren. Ook voor de industrie, mobiliteit en bouw moet een stikstofaanpak worden ontwikkeld.
Communicatie en interpretatie van de doelen moeten zorgvuldig gebeuren. Remkes adviseert daarom om het huidige ‘stikstofkaartje’ van tafel te halen. Er moeten zo spoedig mogelijk regionale kaarten komen die minder gedetailleerd zijn.
Sturen op emissies
Een ander punt is dat de sectorpartijen graag willen dat er wordt gestuurd op emissies in plaats van depositie. Om deze stap te zetten is een meetsysteem nodig, de zogenoemde ‘stoffenbalans’. Hiermee kan de boer zien welke stoffen op het erf komen en welke het erf verlaten. Zo’n systeem moet gebaseerd zijn op werkelijke registratie en meting op bedrijfsniveau. Als zo’n systeem gereed is, is het mogelijk om er een handhaafbaar instrument van te maken. Het heet dan een ‘afrekenbare stoffenbalans’. Remkes is er voorstander van om op korte termijn een gewone stoffenbalans in te voeren, die boeren kan helpen te sturen op stikstofuitstoot en stoffen.
Innovaties
Ook innovatie noemt Remkes een belangrijk instrument. Wel kent hij de scepsis over bepaalde innovaties over systemen die niet standhielden. De risico’s zijn te beheersen door in te zetten op een innovatieprogramma waarbinnen innovaties gestimuleerd, gewogen en beschikbaar worden gemaakt. Remkes adviseert als eerste om een rondetafelgesprek te organiseren met bedrijven die een bijdrage kunnen leveren aan innovaties. Het moet daarbij gaan om bewezen vernieuwingen die juridisch houdbaar zijn en een bijdrage kunnen leveren aan het integrale vraagstuk, zonder dat dit leidt tot ongewenste verindustrialisering van de sector. Remkes is van mening dat innovaties geen excuus kunnen zijn om alles bij het oude te houden.
Bron: Agraaf