ALBLASSERWAARD • 750 jaar droge voeten: daar kun je best een feest voor vieren. Alblasserwaard…
Artikel AD: De zwarte soldatenvliegen gaan onze wereld redden (en ze komen uit Giessenburg)
Ken je ’m al, de zwarte soldatenvlieg? Onthoud die naam maar, zeggen de mannen van InsectoCycle. Want misschien gaat dit kleine beestje ons leven wel veranderen. Midden in een Giessenburgse stal krioelt het van deze vliegen zodat je hond of kat in de toekomst duurzame brokken voorgeschoteld kan krijgen.
Over tien jaar eten alle kippen, honden en vissen in ons land zwarte soldatenvliegen. Tenminste, als het aan de mannen van InsectoCycle ligt. Het is véél duurzamer dan het voer dat die dieren nu krijgen, zeggen ze. En als we al die milieuvriendelijke brokken en larven op grote schaal gaan produceren, kan het zomaar zijn dat er in Zuid-Amerika minder regenwoud hoeft te worden gekapt. Grote woorden? Ja, maar ze zijn volledig overtuigd van hun zelfbedachte oplossing.
Toegegeven, dit wordt een tikkie technisch. Het is onmogelijk om in een paar zinnen samen te vatten wat InsectoCycle wil bereiken, maar hier een poging. Veel diervoeding wordt nu gemaakt van sojaschroot en palmolie. Is dat een probleem? Ja, want voor de productie ervan worden onder meer grote delen regenwoud opgeofferd. En om het vanuit Brazilië naar Nederland te halen, is ook niet denderend voor het milieu. Daarom de oplossing van drie knappe koppen uit Nederland: maak je diervoeding lokaal en ook nog van een ‘grondstof’ die veel duurzamer geproduceerd kan worden: de zwarte soldatenvlieg.
Gepureerde aardappels
We staan in een oude stal van boer Jan Kuiper in Giessenburg. Alleen de vorm van het gebouw doet nog terugdenken aan de koeien die er ooit hebben gelopen. Nu is deze stal het thuis van duizenden andere beesten: zwarte soldatenvliegen. Seppe Salari (30) heet ons welkom. Met een zwaai gaat de deur open. ,,Kom binnen! En o ja, kijk uit dat de kat niet naar binnenkomt. Die is met de dag nieuwsgieriger wat zich hier allemaal afspeelt.’’
De kat is niet de enige. Wie het proeflab inloopt, kijkt vanzelf geïntrigeerd naar de vaten met lichtbruine mengsels waarvan je serieus afvraagt wat erin zit. Voor de beeldvorming: het lijkt qua structuur een beetje alsof er honderd aardappels met een grote staafmixer zijn gepureerd. En eigenlijk klopt dat ook wel, vertelt Salari lachend. ,,Dit noemen we nou reststromen. Dat zijn allerlei dingen die overblijven bij een productieproces. Zonde als dat weggaat, dachten wij. Dus wij halen het op en gebruiken het weer. Bijvoorbeeld een shitload aan aardappels, maar ook, wacht…’’
Hij stopt even en pakt een handje korrels uit een andere blauwe ton. ,,Ruik eens? Is toch net alsof je een bakkerij inloopt? Dit zijn allerlei stukjes koekjes die in een fabriek zijn gebroken, bijvoorbeeld. Die zijn voor een fabrikant waardeloos geworden en zouden weggaan terwijl ze bij ons nog gewoon goed van pas komen.’’ Waarvoor, precies? Nou, om de larven van de zwarte soldatenvliegen te voeden. Salari dacht: ,,Als ik op een duurzame manier pet food wil maken, moet ieder elk onderdeel ook écht zijn steentje bijdragen aan het milieu.’’
Die larven, dat is eigenlijk waar het allemaal om draait. Kippen zijn er gek op. Als je ze die larven voert, gaan ze blij tekeer in plaats van dat ze op elkaar gaan pikken, legt hij uit. ,,En we kunnen er nog heel veel meer van maken. Tot katten- of hondenbrokjes, bijvoorbeeld. Want ze zitten vol met eiwitten die dieren écht nodig hebben.’’
Van koeienstal tot proeftuin
Salari, die bioloog is, had het idee van milieuvriendelijke diervoeding al langer. Van afval iets nieuws maken, daar ‘kickt’ hij op, zegt hij zelf. Redelijk per toeval kwam hij Jason Kiem (28) en Jesse Turkstra (25) tegen. Een industrieel ecoloog en werktuigbouwkundige die samen op zoek waren naar duurzame innovaties in de landbouwsector. Een samenwerking én hun bedrijf InsectoCycle werden geboren.
Hoe ze in Giessenburg terechtkwamen? Mede doordat de provincie Zuid-Holland het project meefinanciert, maar zeker ook door boer Jan. ,,Die had nog een grote ruimte over en had interesse om ooit zelf op een duurzamere manier voor zijn eigen dieren voeding te maken. Daarom mochten we – en dat is superfijn – gebruikmaken van zijn oude koeienstal om een proeftuin te bouwen.’’
In de toekomst kan ‘hun’ zwarte soldatenvlieg boeren in heel Nederland helpen, hopen ze. ,,Boeren zijn ontzettend vaak in het nieuws geweest de afgelopen jaren’’, zegt Jason. ,,Evenals de stikstofcrisis. Om even kort uit te leggen wat het probleem met stikstof ook alweer is: het ministerie van Landbouw wil de hoeveelheid stikstof reduceren omdat het schadelijk is voor de natuur. En relatief veel stikstof komt vrij uit de uitwerpselen van onder meer koeien. Dat komt door het type voer dat ze krijgen.’’
Minder eiwit op het menu van Bella nummer 104 leek een van de oplossingen te zijn. ,,Maar dat is voor de boeren dan weer een probleem: minder eiwitten in het voer zorgt ervoor dat koeien minder melk produceren. Daarom kan ons idee werken. Wij maken voeding die wél eiwitrijk is, maar waardoor een dier veel minder stikstof uitstoot.’’
Klinkt dat te mooi om waar te zijn? ,,Nee, eigenlijk niet’’, zegt Jesse. ,,Het enige issue is dat boeren op den duur ook zélf die larven van de zwarte soldatenvliegen zouden moeten kweken. Dat ze zelf het voer maken, om die kringloop zo dicht mogelijk bij de boer en zijn dieren te houden. Het allerbeste voor het milieu.’’
Terug naar de rondleiding in de schuur. De zogenoemde FeedbackFarm, welteverstaan. We lopen door naar de mesterij. Denk: kratten vol krioelende babylarven. En ik kan u verzekeren dat je de nogal penetrante geur van de mesterij niet snel vergeet. Seppe graait met een hand door een bak. ,,Deze kleine larven zijn inmiddels acht dagen oud. Bijna volgroeid, dus. Binnen tien dagen worden ze wel vijfduizend keer zo groot.’’
Nét kunstmest
Wat gebeurt er vervolgens met die larven? Ze worden ‘geoogst’ voor ze een pop worden. In een zeefruimte gooit Seppe een krat volgroeide larven in een apparaat. Die grote zeef bromt even, waarna de larven van de mest worden gescheiden. Die kunnen vervolgens tot die dierenbrokken worden verwerkt, zegt Seppe. En hij zou niet duurzaam denken als hij geen idee had wat hij met het restprutje van de larven zou moeten doen. ,,Vind je het niet ergens verdacht veel op lijken? Boer Jan zei het al: dat is nét kunstmest. En dat klopt. We zijn aan het onderzoeken of dit ooit ook nog kunstmest op de weilanden kan vervangen.’’
Dan hoor ik u denken: wanneer komen die vliegen zelf dan eens aan bod? Voor Seppe, Jason en Jesse gaat het wat betreft de voeding dan wel om de larven, maar om die larven te krijgen, heb je weer babymakende zwarte soldatenvliegen nodig. ,,En dus’’, Seppe doet weer een andere deur open, ,,is hier een hele bende aan vliegen. Zo’n vijfduizend per kooi. Het is hier lekker warm, want van origine komen de zwarte soldatenvliegen voor op plekken dicht tegen de evenaar aan. Dat moet je hier dus wel een beetje nabootsen.’’
Hij houdt een piepklein rechthoekig plaatje omhoog. ,,Zie je dit? Dit zijn de eitjes van de vliegen. Qua gewicht kun je die eitjes vergelijken met een theelepeltje suiker. Zo’n 2 gram, dus. Uiteindelijk groeien deze kleintjes uit tot wel 10 kilo larven. En dat binnen no time. Echt bizar.’’
Mooie beesten, noemt Seppe die vliegen. ,,Doen geen vlieg kwaad. Letterlijk. En even serieus, ze brengen ook geen plagen enzo over. Ze kunnen ook iets goeds bereiken binnen onze productieketen. Nu worden de grenzen van wat de wereld kan produceren echt ruim overschreven. En het wordt ook nog eens niet duurzaam gedaan. Dit is hét moment om daar wat aan te doen.’’
Beginnen bij boer Jan
De mannen hopen dat hun idee snel bij Nederlandse boeren kan worden toegepast. ,,De Europese Unie is flink bezig met duurzamere landbouw. Als helemaal is aangetoond dat de zwarte soldatenvlieg daarbij helpt, moeten boeren ze op den duur gaan kweken. En daar gaan wij dan uiteraard bij helpen. Daarom staan we al in contact met zo’n vijftig boeren in Nederland die allemaal graag willen verduurzamen. Stapje voor stapje de wereld redden, al beginnen we dan natuurlijk wel bij boer Jan, hier in Giessenburg.’’
Bron: AD Rivierenland/Beeld: Cor de Kock