Skip to content

Artikel Melkvee.nl: WER: Inkomen melkveehouders stijgt ondanks snel oplopende kosten

Melkveehouders zagen hun inkomen in 2021 licht toenemen. Het gemiddelde inkomen per bedrijf is geraamd op 32.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Dat is 6.000 euro meer dan het jaar daarvoor, maar 9.000 euro onder het gemiddelde inkomen over 2016-2020.

De inkomensstijging is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de hoge melkprijs. De wereldwijde melkkrapte en de aantrekkende vraag naar zuivel stuwden de melkprijs flink op. De prijs voor gangbare melk steeg vorig jaar met circa 9,5 procent . Na twee slechte jaren lieten ook de prijzen van verkochte kalveren een flink herstel zien. De sterk gestegen prijzen voor voer, kunstmest en energie remden de inkomensstijging af. Mede onder invloed van de hoge grondstofprijzen stegen de krachtvoerkosten met gemiddeld 15 procent.

Biologisch

Biologische melkveehouders verdienden gemiddeld net iets meer dan hun gangbare collega’s. Met een inkomen van 36.000 euro per aje bleef hun inkomen nagenoeg gelijk aan 2020. Ook hier geldt dat de oplopende kosten voor voer en energie en de vaste kosten gecompenseerd worden door de hoge melk- en veeprijzen. De prijs voor biologische melk steeg 4,5 procent bij een groeiend aanbod. Het geraamde inkomen ligt 5.000 euro onder het gemiddelde inkomen over 2016-2020.

Het gemiddelde inkomen van alle land=- en tuinbouwbedrijven samen is voor 2021 geraamd op 67.000 euro. Een stijging van 1.700 euro ten opzichte van 2020, een jaar waarin mede door de maatregelen rondom Covid-19 het gemiddelde inkomen sterk daalde. Het in 2021 gerealiseerde inkomen ligt 7.000 euro boven het gemiddelde inkomen over de periode 2016-2020.

Over alle sectoren bezien stegen de opbrengstprijzen gemiddeld genomen met 13 procent. Tegelijkertijd stegen de gemiddelde kosten van met name energie, kunstmest en voer met 10 procent.

Grote verschillen tussen sectoren

De verschillen tussen de sectoren, maar ook tussen de bedrijfstypen zijn groot. Akkerbouwers ontvingen voor oogstjaar 2021 hogere prijzen voor de meeste gewassen, dan in 2020. Ten opzichte van de andere bedrijfstypen bleef de toename van de kosten beperkt. Tuinders in de sierteelt (snijbloementelers, pot- en perkplantenkwekers, bloembollentelers en boomkwekers) profiteren van gunstige marktomstandigheden doordat de vraag naar bloembollen, bomen, bloemen en planten van Nederlandse bodem toenam. Door de extra vraag zorgde voor een omzetstijging, die ruim voldoende was om de flink gestegen kosten van met name energie, maar ook van arbeid en plantmateriaal, te compenseren.

Pluimveehouders ondervinden last van sterk gestegen voerprijzen en zien hun inkomen dalen, ondanks betere prijzen voor hun producten en ontvangen coronasteun van de overheid. Voor varkenshouders daalt het inkomen opnieuw door lagere prijzen van biggen en vleesvarkens en sterk opgelopen voerprijzen. Dankzij ontvangen coronasteun blijft deze daling beperkt. Melkgeitenhouders zien hun inkomen dalen door een kleine krimp in de bedrijfsomvang en gestegen kosten van voer, energie en gebouwen en machines.

Onbetaald arbeidsjaareenheid

Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken.

Bron: Melkvee.nl

Back To Top
Lid worden